Karel Prior
Vrij snel, nadat ik in 1962 bij de Avro begon als regisseur-
producer, regisseerde ik ‘Club Domino’. Een programma
in de setting van een nachtclub waar Franse vedetten,
begeleidt door een combo, het piepkleine ronde bühnetje
bespeelden.
Frankrijk was populair.
Wie jong was (of zich zo voelde), rookte Gauloises, hing
visnetten aan het plafond, dronk wijn en kroonde de lege
flessen met kaarsen.
Meisjes leken allemaal op Brigitte Bardot en zongen, in de
armen van het Franse chanson met een onweerstaanbare
blik in het ‘oeil de biche’, het lied van de liefde.
We luisterden zwijmelend naar Patachou, Piaf, Bécaud,
Gréco, Mouloudji, Aznavour, Brassens.... en de nieuwe held,
de tomeloze, Franstalige Vlaming, Jacques Brel.
Een performer die ons overrompelde, met teksten die
we zo scherp en zo zacht, zo vlammend en zo strelend, zo
ontroerend en zo cynisch, zo poëtisch en zo rauw, niet
kenden. Taal die het gezag beschimpte als Nietzsche, die
overdonderde als ‘de Lautréamont’, kwetsbaar was als Rilke,
pijnlijk als de liefde, zoet als de hoop.
Brel, die als geen ander een relatie had met de camera.
De camera keek niet naar hem, hij keek via de camera naar
jou. Z’n melancholische ogen maakten je week, z’n spottende
ogen maakten je vrolijk, z’n verleidelijke ogen maakten je
verliefd, z’n hongerige ogen maakten hem begeerlijk.
Onweerstaanbaar, liefdevol en genadeloos.
Karel Prior was de producer van het programma.
Als roemrucht radioproducer midden jaren 50 van Vara’s
‘Showboat, was hij in 1957, met veel kabaal, overgesprongen
op de ‘Bonte Dinsdagavondtrein’ van de Avro.
Een overstap die de omroep deed schudden.
Bij de Avro hielden ze niet van de Vara. Dat waren rooie
rothonden. Het wegkopen van een prominent uithangbord
was voor de Avro een succes van jewelste.
De Vara was woedend. Karel was een verrader.
Karel zelf, hield wel van een relletje.
Bovendien was hij een geboren intrigant, die controverses
makkelijk koppelde aan succesvolle marketing van het merk
Prior en dat, lang voordat marketing een woord was met
betekenis.
Samen gingen we elke maand een week naar Parijs om een
aflevering “Club Domino’ voor te bereiden.
Dat was geen straf.
Karel was een gezellige man om mee op pad te gaan.
De structuur van de publieke omroep was gebouwd op
rangen en standen. Als juniorregisseur werd ik aangesteld
in klasse 9. Een lastige positie als je reisde met iemand uit
klasse 11 of 12, de klasse van Prior. We vlogen met hetzelfde
toestel naar Parijs, logeerden in hetzelfde hotel, aten in
dezelfde restaurants, reden in dezelfde taxi, maar kregen om
die kosten te dekken verschillende dagvergoedingen.
Ik denk dat ik 35 gulden per dag kreeg en Karel zo’n 30%
meer, 45.
Karel leefde er graag goed van. Hij was een rommelaar en een
ritselaar met een charmante lach, soms gecombineerd met
een klein zoet samengetrokken mondje en melancholieke
blik.
Ik kende Parijs, hield van de stad. In 1958 was ik er naar toe
gegaan om op het Institut des hautes études
cinématographiques, IDHEC film te studeren.
Toen er een regisseur moest komen voor ‘Domino’ moet Karel
gedacht hebben laat Bob ’t maar doen. Hij weet in elk
geval waar die stad ligt.
De kosten in zo’n week lagen altijd hoger dan door de sejour
gedekt kon worden. Karel informeerde bij mij met enige
regelmaat, wat ik nog in de portemonnee had.
‘Niks’, zei ik dan. Niet zo gek met een salaris van zo’n
400 gulden per maand.
Onder het kopje ‘bespreking artiest’, had Prior een methode
ontwikkeld om de kosten enigszins in de hand te houden.
Werkbesprekingen met een manager of met een
vertegenwoordiger van een agency werden bij voorkeur
gepland rond lunch of diner, waarbij Karel er als vanzelf-
sprekend vanuit ging, dat de rekening werd betaald door
manager of agent en dat hij het stoffelijke bewijs van het
etentje meekreeg ter declaratie.
Het was een absurd kat- en muisspel met de declaratie-
ethiek, om te zorgen dat je er niet zelf bij inschoot.
’s Avonds bezochten we voorstellingen, overdag behalve de
incidentele lunches en etentjes met managers en
impresario’s, werkte ik één of twee dagen met de vedette aan
het programma.
Tussendoor waren er wel middagen waarop tijd geen haast
maakte en we ontspannen ergens op een terras wat dronken
en babbelden.
‘Bob’, zei Karel, ‘Siebe (van der Zee) en Ger (Lugtenburg)
denken toch dat we hier maar een beetje lopen te niksen en
op kosten van de Avro feestvieren. Snappen niet dat dit
gewoon hard werken is. Van Siebe begrijp ik ’t nog wel, maar
Ger moet toch beter weten’!
Daarna werden de glazen opnieuw gevuld en werd mijn nog
zeer jonge en zijn zeer ervaren leven nog eens doorgenomen.
Karel’s declaraties werden gecontroleerd door directeur Siebe
van der Zee zelf. Tussen die twee was wel enige animositeit.
Siebe als ‘onkreukbare’ sportman had niet veel op met Prior
de rommelaar. ’t Wantrouwen was altijd aanwezig.
In zo’n weekje Parijs was Karel een gezellige metgezel. Hij
babbelde veel en graag. Schepte op over zijn veroveringen en
toonde een zekere onbezorgdheid tegenover zijn directeur.
‘Bob’ zei hij, ‘ze kunnen me niks maken, we weten allemaal
teveel van elkaar’.
Wat ze dan van elkaar wisten bleef onduidelijk, temeer ook
omdat ik er niet naar vroeg, noch in geïnteresseerd was.
Bij de voorbereiding van het programma met Jacques Brel,
ging ’t met de dekking van onkosten helemaal mis.
Brel trad op in La Polka des Mandibules. Brel’s manager,
Eddy Marouani had laten weten dat we met Brel vooraf,
en tussen de optredens door konden praten.
La Polka was een chique restaurant-chantant in de Rue des
Canettes 22.
Als je daar een avond heenging moest de portemonnee goed
gevuld zijn.
Karel maakte zich daarover zorgen.
‘Hoeveel heb jij nog?’ vroeg hij.
‘Niks’, zei ik maar weer.
‘Jezus! Weet je wat we doen, we gaan aan de bar zitten en
nemen een kopje koffie of zoiets.’
Als we ’s avonds binnen zijn, spoedt Karel zich naar de
bar en bestelt voor hem en mij een kop koffie.
Maar ja, zo werkt het niet in La Polka de Mandibules.
Ons werd een menukaart en een wijnkaart overhandigd.
Nadat Karel die bekeken had zag ik hoe de huid op zijn
voorhoofd langzaam nat werd van zweet.
‘Luister es, we nemen een consommeetje en een klein
flesje van de goedkoopste wijn’.
Zelfs de optelsom van die keuze overschreed de inhoud van
Prior’s portemonnee.
‘Hoeveel heb jij nog bij je”?
Ik keek wat ik nog had, maar dat was bij lange na niet
genoeg om Karel blij te maken.
Het werd nog erger, toen er een ober opdook met een koeler
met champagne. Karel schoot totaal in de stress en legde
in allerlei talen uit, dat hij die niet besteld had.
De ober lachte ons vriendelijk toe en vulde de fluitjes.
Ik zei: ‘merci’ en nam een slokje.
Karel wilde het glas wel uit mijn hand rukken en zei:
‘wat doe je nou’?
‘Lekker champagne’, zei ik met m’n beste glimlach.
‘Nee, terug die fles’.
Gelukkig kwam toen Eddy Marouani en zei dat de fles
een welkomstgroet van hem en Brel was.
Karel keek meteen een stuk vrolijker.
Daarna beval Eddy ons iets aan van de menukaart, vroeg
wat wij er van vonden, waarop Karel en ik zeiden dat we dat
een aantrekkelijke aanbeveling vonden, maar.....’
Voordat de maar was uitgesproken had Eddy al besteld en
gezegd, dat hij ons later met Jacques weer zou terugzien.
Het geaccepteerde keuzevoorstel van Eddy overschreed niet
alleen onze financiële spankracht, maar viel ook absoluut
buiten de grenzen van wat achteraf bij de Avro-boekhouding
nog te declareren viel.
Karel hapte naar adem, plopte luchtbellen, depte angstzweet
van zijn gezicht en zocht in zijn hoofd vertwijfeld naar een
oplossing.
Het licht dempte en Brel begon aan zijn eerste optreden.
Tussen zijn performances door, kwam hij bij ons aan de bar
zitten.
Ik vertelde hem dat zijn ‘tour de chant’, vanwege de
overweldigende belangstelling niet zou worden opgenomen in
de intimiteit van de Club, maar als uitzondering in het
“Theater’. Karel die zich altijd erg graag met alles bemoeide
was opmerkelijk stil. Zijn probleem was niet het programma,
maar de afrekening bij het vertrek. Intussen besprak ik met
Brel het repertoire en hoe ik het in beeld wilde brengen.
Bij sommige nummers zoals bijvoorbeeld ‘Les Bourgeois’
wilde ik met foto blow-ups werken, bij ‘Le Pendu zag ik
hem met z’n hoofd in een strop hangen en bij andere
nummers wilde ik graag cameradialogen met hem afspreken.
Gelukkig konden we het goed met elkaar vinden en vond hij
het wel prikkelend om ’s op een andere manier dan via het
gangbare affotograferen van een artiest, een show te doen.
Het vertwijfelde nadenken van Prior over onze financiële
noodsituatie, had een briljant idee opgeleverd. Terwijl ik met
Brel sprak, deed hij zaken met Eddy.
We konden ontspannen eten en drinken, want Eddy zou in
plaats van 5 muzikanten , 6 muzikanten in rekening brengen
en het verschil in gage, ticket en verblijfkosten die avond
cash aan Karel uitbetalen.
Karel lachte weer ontspannen en na zijn optreden dronken
Brel en ik op zijn rekening nog een kloeke whisky.
Bob Rooyens