Herinneringen aan

WILLEM DUYS (4)


5.7.’11

Herinneringen aan Willem Duys (4 slot)

De internationale doorbraak

die er niet kwam...

t Is ergens voorjaar1983.

Telefoon gaat.

‘Bob met Willem. ‘k Heb een idee en dat zou ik graag eens

met je willen bespreken.’

Vier jaar eerder was na 175 afleveringen de ‘Vuist’ gestopt.

De Vuist die hoeken en uppercuts uitdeelde waar Nederland

van stond te trillen, was verwaterd tot een knuistje.

De zondagochtend werd nu voor Willem en voor vele

honderdduizenden Nederlanders de hoogmis, waar hij de

hoogte, diepte en breedte van zijn muzikale plezier kon

celebreren.

Met een stem die smeerde als roomboter, betrok hij de

luisteraar in een avontuurlijk complot van muzikale

contrasten en verrassende kennismakingen.

‘Muziekmozaïek’ was geluk op zondagmorgen.

Met je geliefde in bed, of ontspannen aan een kopje koffie

met een croissantje.

Een therapeutisch anker na een hectische week.

Daarnaast deed hij met zichtbaar veel plezier mee aan

allerlei lichtvoetige programmaatjes als Babbelonië en

hoorde hij onlosmakelijk bij het Eurovisie Songfestival.

Even een kleine terzijde:

In datzelfde jaar 1983, produceerde en  regisseerde ik het

nationale songfestival. Bernadette won. ....’Berna wie....?

Ja, Toppers!

Bernadette (Eindigde wel als 7e!)

Op 23 april was ik namens de NOS bij de Europese finale

in München.

Willem verzorgde zoals altijd het ommentaar.

Bob’ zei hij, ‘waarom kom je tijdens de  uitzending niet bij mij in

de commentaarcel zitten. Glaasje wijn erbij. Je kan nog eens

opstaan en de benen strekken.’

Een vooruitzicht dat oneindig veel aantrekkelijker was dan uren vastgepind op een stoeltje hokken in een zwetende aal vol geloof,

hoop en tegen beter weten in.

De eindeloze uren die een songfestival over het algemeen viert met afgelikte cliché’s en composities die zijn voortgekomen uit het brein van een hersendode, zijn geen pretje om uit te zitten.

Dit keer was ’t een feest.

Onder ’t genot van een mooi glas wijn, (Althans voor mij.

Willem’s drankconsumptie was tijdens de uitzending zeer, zeer

matig.) buitelden zinnen als acrobaten uit zijn mond.

Lenig en soepel, mooie woorden, kritische noten, prikkelende

toelichting en tijdens de performances met mij converserend over

de megalomanie van Ludwig II en zijn  theatrale scheppingsdrang.

Hohenschwangau, Neuschwanstein, Herrenchiemsee en het

prachtige theatrale Linderhof.

Moeiteloos gleed Willem, uit een gesprek, bij de laatste maten van

een optreden terug in zijn verantwoordelijkheid als commentator.

Je moet erbij geweest zijn, om ’t te geloven.

        Terug naar ’t begin van dat jaar.

        Willem kwam langs en vertelde zijn idee.

        Hij wilde serieuze gesprekken voeren over zaken die er toe

        doen, met mensen die er toe doen. Hij had, vond hij, na de

        Vuist met veel plezier clownesk en grappig lucht verplaatst,

        maar was nu wel toe aan iets substantieels.

        Uit piëteit tegenover Willem zal ik het idee niet helemaal

        onthullen, maar sinds ik vorige week bij mijn beeldschone en

        zeer deskundige mondhygiëniste hoorde dat één van haar

        klanten (een topdog van een facilitaire toeleverancier) haar in

        de stoel opbiechtte dat hij met Willem had gewerkt aan een

        groot journalistiek project, waarbij hij inderdaad namen

        noemde die op het lijstje van Willem en mij voorkwamen, voel

        ik me wel vrij om er iets over te zeggen.

        ’t Was een rudimentair idee met internationale potentie.

        Ik raakte enthousiast. Een prikkelend plan, dat erom

        smeekte, te worden omgezet tot een programma.

        We lieten het stuiteren en rollen. Bekeken het van voor

        naar achter en van boven tot onder.

        Gesprekspartners zouden worden gerekruteerd uit het

        topsegment van kennis en kunnen. Uit mannen en vrouwen

        die algemeen, maar zeker ook in eigen kring, gezien en

        aanvaard worden als de beste, meest vooraanstaande of

        gezaghebbendste.

        Ver weg van ‘Wisdom of the crowd’ maar op de lip van

        ‘decisionmakers’ en ‘trendsetters’, ‘beroemdheden, denkers,

        kunstenaars, geestelijken, politici, wetenschappers, militairen

        en captains of Industry’.

        Niet in Nederland, nee mondiaal!

        Het bijzondere school niet alleen in de keuze van de

        protagonisten, maar mede in de vraagstelling, de vorm van

        de vraagstelling, de samenstelling en de montage.

        Ik was verrast.

        Dit was andere koek dan de gezellige mantra van de Vuist;

        ‘het kind, de oude man en het dier’ of grappige opmerkingen

        maken bij een televisiespelletje.

        Dit was een zoektocht naar de waarheid. Niet Socratisch,

        maar vanuit de Nietzscheaanse gedachte dat de waarheid

        niet bestaat. De waarheid is voor velen de optelsom van

        meningen die het meest met elkaar overeenkomen.

        ‘Ik houd mij maar aan de feiten’, is een zin waarmee politici

        zich graag smukken als monopolist van de ‘waarheid’.

        Dat is hoogmoedig en arrogant.

        Waar opposanten dezelfde feiten aanvoeren en tot diametraal

        tegengestelde conclusies komen, is de waarde van het feit

        niets meer dan de interpretatie die er aan gegeven wordt.

        Ik vroeg of hij er met de Avro over had gesproken.

        Dat was niet ’t geval. ’t Idee was nog nat van de geboorte

        en bovendien vroeg Willem zich af, of we het idee niet

        zelfstandig konden gaan produceren.

        Hij kende een Hollander in Monaco, die financieel lekker

        geboerd met schepen en die wel zin had om zijn

        neus eens te poken in de stras, de veren en de netkousen van

        de showbusiness. Hij bewonderde Willem en was zeer bereid

        om voor de ideeën en gedachten van zijn held, de knip te

        trekken.

        In gedachten zag ik beide mannen lunchen op het terras van

          Café de Paris schuin tegenover het Casino. Willem verspreidt

        de geur van populariteit en roem, de ‘Portefeuille’ verspreidt

        de geur van geld.

        De mannen nemen nog een slok van hun portje en zien in

        hun fantasie, hoe monumentale deuren openzwaaien naar de

        poses van de macht, de schoonheid van de kunst, de kracht

        van de liefde en de manipulatie van de geest.

        De Portefeuille snuit zijn neus en dept een traan.

        Willem knort en James Taylor zingt: “You’ve got a friend’.

        Eén van de beroemdheden die Willem graag voor zijn

        idee zou willen interviewen was Liv Ullmann. Fenomenaal

        internationaal actrice van Noorse origine.

        Muze van Ingmar Bergman.

        Een grote wederzijdse liefde die nooit leidde tot een huwelijk,

        beide waren al gehuwd, maar wel leidde tot een dochter.

        Ze won talloze internationale awards voor zowel theater- als

        filmrollen en trad in 1980 in de voetsporen van Danny Kay

        als ambassadeur van Unicef.

        Willem wist dat ik haar kende en vroeg me haar te willen

        polsen. Dat heb ik gedaan, ze vond ’t een prikkelend idee en

        zegde haar medewerking toe.

       ’t Is Zaterdagavond 23 juli. Ik heb net vanuit Kiel een live

        uitzending achter de rug op Duitsland 1.

        In het Maritim Hotel treffen staf, crew en artiesten elkaar

        om een geslaagde uitzending te vieren. Ik drink een glaasje

        met Gitte. Ze heeft op dat moment een dampende relatie

        met Andrew Lloyd Webber en omdat zij en ik elkaar goed  

        kennen, babbelt ze bubbelend als  een fles ‘Pernod-Ricard

        Perrier-Jouet’  over haar nieuwe liefde.

        Mijn kinderen Rinke 13 en Roene 11 zijn er ook bij en  

        inmiddels afgetaaid naar hun kamer.

        De volgende ochtend zal Suzanne mij op weg naar huis,

        afzetten op de luchthaven van Hamburg. Daarvandaan vlieg

        ik naar Oslo om later, na een (naar zal blijken) eindeloos

        durende treinreis, Willem, Mary en de ‘Portefeuille’ te treffen

        in Sandefjord.

        Als ik de hotelrekening krijg blijkt dat er gisteravond

        onophoudelijk druk verkeer is geweest tussen roomservice

        en de kamer van mijn kinderen.

        Ik vlieg over Kiel op weg naar Oslo.

        Daar beneden ligt de geschiedenis van gisteren.

        Eindelijk in Sandefjord, tref ik in de lobby van het hotel

         Willem, Mary en de ‘Portefeuille’

        ‘k Had een wat bejaarde kerel verwacht, maar hij blijkt een

        redelijk goed uitziende blonde midden veertiger.

        Ze zijn in gesprek met Donna Lynton en echtgenoot.

         Donna heeft die avond een zeer goed betaalde schnabbel voor

        een exclusief gezelschap in hetzelfde hotel.

        Grappig, nog maar kort geleden stond ze ergens in een

        Nederlandse show voor mijn camera’s en nu treffen we

        elkaar in een onbekend dorp in Noorwegen.

        Raar.

        Wij hebben om acht uur een diner-afspraak met Liv.

        Voor mij een hartelijk weerzin, voor Willem, Mary en de

        Portefeuille een aangename kennismaking.

        Liv is een bescheiden vrouw, wars van sterallures. Gedreven

        in haar vak. Bewogen in haar werk voor Unicef.

        Willem was hoffelijk, charmant en won snel haar vertrouwen.

        Het was een prettige avond. Willem lichte ’t idee nog eens toe.

        Er werd breed en aangenaam geconverseerd. De Portefeuille

        was wat stilletjes. Hij bleek als een blok voor Liv gevallen en

        keek haar schaapachtig verliefd aan. Toen ik ’t door had, vond

        ik ’t nogal ongemakkelijk, maar Liv leek eraan gewend en

        negeerde de blikken van de duitenman.

        Nadat we een afspraak hebben gemaakt voor de opname op de

        volgende dag, nemen we afscheid.

        Na Kiel en de reis naar Sandefjord ben ik inmiddels ook wel

        een beetje gaar. Ik wens iedereen welterusten en ga naar bed.

D     De volgende dag ben ik al vroeg wakker. Ik drink een kop

        koffie en loop ’t dorp in. Hoewel de taal nauwelijks te verstaan

        is, merk ik als ik voor de krantenkiosk sta, dat ‘ie leest als

        Nederlands.

        Om 10 uur heb ik afgesproken met een Noorse cameraman.

        Aanbevolen door mijn vriend Gernot Roll, dus dat zit wel goed.

        Hij is zo midden dertig, ervaren, goeie reputatie, prettig mens.

        Ik vertel ‘m wat ik nodig heb en wijs ‘m de ruimte waar we

        zullen draaien.

        Samen met zijn assistent gaat hij opbouwen en uitlichten.

        Om half twee gaan we draaien.

        Verbazingwekkend genoeg, bewandelt Willem tijdens de

        opname geen zijpaden die er voor het concept niet toe doen,

        maar houdt hij zich aan de route die we vooraf hebben

        uitgedokterd.

        Ik zie hoe een prikkelend idee vorm krijgt en zich omzet tot een

        spannend programma met internationale allure en potentie.

        Liv is geen politica die kool en geit spaart, taal wordt bij haar

        geen voertuig van verhullen en toedekken, maar van oprechte

        gedachten en emoties. Met hart en hoofd, scheidt ze ‘Wahrheit’

        van “Dichtung’ en zo ook, reageert ze met respect maar zonder

        onderscheid naar macht of persoon, op de vragen die Willem

        haar stelt.

        Na de opname is iedereen in opperbeste stemming.

         Liv nodigt ons uit om later op de middag, bij haar boven op het

        basalt met uitzicht op het fjord, een glaasje te komen drinken.

        Zo rond een uur of vier zijn we bovenop de berg bij haar

       cottage. Een voornamelijk uit hout opgetrokken 60er jaren

        bungalow waar ze samen woont met haar dochter.

        De vlag hangt uit.

        ‘Een Noorse gewoonte om te laten weten dat je thuis bent’, zegt

        ze. Willem verteld dat zoiets in Nederland ’t privilege is van

        maar één vrouw, de koningin.

        Liv zegt dat ‘ie tegenwoordig altijd wappert, omdat de

        afwezigheid van de vlag door inbrekers werd opgevat als een

        uitnodiging voor een kraak.

        We zitten op het terras.

        Glaasje wijn.

        Heerlijke namiddag.

        Het fjord is immens breed.

        Kolossale vrachtschepen hebben ’t formaat van kleuterspeelgoed.

        Het water is ijl golvend zilver. Zuiver als ‘t ‘l’âme d’agneaux van

        Jan van Eijck.

        Hier boven op de rots, in alle stilte en rust zou je je ook

        makkelijk eenzaam kunnen voelen. Hier gebeurt niets.

        Af en toe suist een vogeltje door de lucht. Andere geluiden

        dringen hier niet door.

        Liv vertelt dat in 1981 toen zij in New York was, een vriend

        van haar, de auteur John Briley op deze plek het scenario

        heeft geschreven voor de film Ghandi.

        Ik had de film gezien. Ik kon wel snappen dat Briley hier

        de afzondering en een zekere mate van ascese vond die hij

        voor het script nodig had.

        Voor ons ligt een zwembad, maar hoewel ’t prachtig weer is,

        is het potdicht afgedekt.

        Als Willem vraagt of ze er veel gebruik van maakt, is het

        verrassende antwoord: ‘Nee, nooit’!

        Ze vertelt dat ze onlangs als ambassadrice van Unicef in

        Bhutan is geweest. Eén van de minst ontwikkelde landen ter

        wereld. Een arm koninkrijkje ingeklemd tussen China en

        India. Ze hoorde daar het schrijnende verhaal van een moeder

        die tijdens een grote droogte een keuze moest maken voor haar

       zwakke, zieke kind, tussen geen water of vergiftigd water. Dat

        had haar zo aangegrepen, dat ze nooit meer met een goed

        gevoel, zich de luxe wilde permitteren om in haar zwembad te

        liggen.

        Ik opperde dat ’t zwembad haar misschien juist de kracht

        en energie kon geven, waardoor ze op een effectieve manier

        haar werk voor de armste en zwakste kinderen van de wereld

        succesvol kon doen. Ze glimlachte me toe. Mijn morele

        chantage had een puntje gescoord.

        ’t Is een leuke ontspannen middag.

        Willem is gelukkig, Mary babbelt er met Liv gezellig op los en

         de Portefeuille doet af en toe met het afhangende gezicht van

        een verliefde hond, een paar duiten in het zakje.

        Ik vermoedde dat hij de idolisering van het ikoon verwarde

        met liefde, of verliefdheid.

        Maar ’t was wel schattig.

        Als ik een plasje wil doen, word ik naar een houten hutje van

        een vierkante meter op een stuk basalt verwezen, zo’n 50

        meter buiten de cottage.

        Ik weet niet wat ik zie.

        Daar hangt aan 4 houten wandjes de jubel en waardering voor

        Mrs. Ullmann’s werk en prestaties, van de groten der aarde.

        ‘k Zie van The White House, een handgeschreven brief van

         president Carter, ‘k zie brieven van gekroonde hoofden,

        van Kissinger, van het Vaticaan, van Koch de burgemeester

        van New York, Hellnwein (een graficus die ik persoonlijk erg

        bewonder), Roncalli, Paul Newman, Andy Warhol....

        Prachtig!

        Dit is een onovertroffen statement van nederigheid en

        relativering.

        Verreweg de meeste mensen lijsten dat soort brieven in en

        hangen die ergens goed in ’t zicht voor de bezoeker.

        Zij relativeert de loftuitingen terug tot behang voor het

        schijthuis.

        Rond een uur of zeven nemen we afscheid en gaan in het

        hotel dineren.

        We zijn ’t er zeer over eens, dat we een geweldig project in

        handen hebben. Zeker met engels als voertoon en bezet met

        de prominenten die ons voor ogen staan, ligt de weg naar

        een internationale breakthrough voor Willem open.

        Ik vraag hem of ik de cassettes mee naar Holland zal

        nemen om ‘t materiaal te spotten en te ordenen voor editing,

        maar Willem neemt de cassettes liever mee naar

        Frankrijk. Hij kan eigenlijk niet wachten, om het resultaat

        te zien.

        Na een tijdje bel ik ‘m eens om te vragen wat hij ervan vond

        en of ’t geen tijd werd, om ‘s wat vaart te zetten achter de

        volgende stappen.

        Willem zegt dat hij ’t materiaal nog niet gezien heeft maar

        dat hij mij op korte termijn over de voortgang zal informeren.

        ‘k Hoor niks.

        ‘k Zal ‘m daarna vast nog wel een keertje gebeld hebben,

        maar de orde van de dag roept en ‘k zat tot over m’n oren in

        het werk.

        Het prachtige plan is uiteindelijk in een soort niets verdwenen.

         Willem heeft mij nooit verteld waarom hij ’t heeft laten liggen.

        ’t Was het perfectie idee om zijn carrière een internationale,

        verdieping te geven. Het omvatte, journalistiek, human interest

        en verbluffing.

        Het idee was Willem.

        Onbegrijpelijk dat ’t nooit verder is gekomen dan dat ene

        interview in Sandefjord.


        Bob Rooyens

        5.7.’11